Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zo werd [4]Juda [5]tot Zijn heiligdom, [6]Israel Zijn [7]volkomene heerschappij. 4. Versta onder Juda al het volk van Israel. 5. Te weten, tot des Heeren heiligdom; dat is de Heere heiligde zich het volk Israel toe om zijn bijzonder volk te wezen, waar Hij de Heere en Koning over was. Zie Ex.6:6, en Ex.19:6. 6. Dat is, het volk Israel. 7. Hebr. zijne heerschappijen. God was tevoren wel Heere over Israel, als over zijn eigen volk; maar in het uitvoeren van hetzelve uit Egypte heeft Hij het allerklaarlijkst doen blijken, en Hij heeft dat volk daardoor vaster aan Hem verbonden. Zie Ex.6:6, en Ex.20:2.